Archives september 2019

Wat is dyscalculie en hoe herken je rekenproblemen of dyscalculie?

Wie als orthopedagoog/psycholoog informeert naar de rekenontwikkeling van kinderen, weet als geen ander dat er kinderen zijn die rekenen vlot onder de knie krijgen, maar ook dat er kinderen zijn waarbij rekenen een ontzettende opgave blijft. Elke nieuwe stap lijkt voor nieuwe moeilijkheden te zorgen, en inzicht hebben op waar ze met rekenen nou precies mee bezig zijn, is lastig.

Vroege rekenproblemen

Herken je de kinderen uit groep 1-2 die moeite blijven houden met tellen en die begrippen als ‘meer’, ‘minder’, en ‘evenveel’ maar niet onder de knie krijgen? Die kleine hoeveelheden niet kunnen overzien, moeite hebben met het snel kunnen benoemen van hoeveelheden, of moeite hebben met het onthouden van gecombineerde opdrachten? Die het lastig vinden om te ordenen van klein naar groot en van dik naar dun, en moeite hebben om voorwerpen te groeperen? Deze kinderen vluchten het liefst naar het toilet als de leerkracht aangeeft dat ze gaan rekenen. Ook hebben deze kinderen vaak moeite met tijdsbesef. Welke dag is het ook alweer vandaag en waar zitten we in het dagritme? Is het ochtend, middag of avond?

Rekenproblemen vanaf groep 3

Vanaf groep 3 blijven de problemen met rekenen bij deze kinderen zichtbaar, maar op een andere manier. Het proces van het daadwerkelijk leren rekenen is begonnen en dat vertaalt zich onder andere in moeite met het opschrijven van getallen. 23 wordt dan zomaar 32. Ook kunnen ze moeite hebben met het oplezen van getallen, moeite om de grootte van een getal te doorzien, moeite met de symbolen +, -, x, :, =, moeite met het plaatsen van getallen op een getallenlijn of moeite met het eigen maken van de splitsingen. We zien ook dat ze moeite hebben met het onthouden van de sommen tot 10/20, dat ze lang op de vingers blijven rekenen, moeite hebben met het toepassen van rekenstrategieën en moeite met toepassingen (verhaaltjessommen). Het ontvluchten van rekenactiviteiten door naar het toilet te gaan blijft bestaan, maar wordt vaak versterkt door een groot gevoel van onzekerheid, faalangst en zich dom voelen.

Rekenproblemen of dyscalculie?

Als een kind langere tijd moeite heeft met het leren rekenen, dan kan dat wijzen op een rekenprobleem of dyscalculie. Om het kind goed te kunnen helpen is het noodzakelijk om zeer gericht naar de rekenontwikkeling van het kind te kijken. Juist door aan te sluiten bij wat het kind wel kan en te zorgen voor een aanbod op een juist abstractieniveau, kan de rekenontwikkeling mogelijk weer op gang geholpen worden en kan het kind weer succeservaringen opdoen, waardoor het gevoel van falen en onzekerheid afneemt. Maar wat is dyscalculie precies?

Leerstoornis

Dyscalculie betekent letterlijk ‘niet kunnen berekenen’. Het is net als bij dyslexie een andere term voor ernstige en hardnekkige problemen bij het aanleren van rekenvaardigheden. Deze problemen worden niet veroorzaakt door een gebrek aan intelligentie of te weinig onderwijs. Bij dyscalculie gaat het om ernstige en hardnekkige problemen met het leren en vlot/accuraat oproepen en/of toepassen van reken- en wiskundekennis. Het is een leerstoornis, wat betekent dat het niet overgaat. Dyscalculie komt bij ongeveer 2-3% van de kinderen voor.  

Minder actieve hersengebieden

Dyscalculie is een complexe stoornis, omdat bij rekenen meerdere hersengebieden worden gebruikt. De verschillende hersengebieden zijn bij kinderen met dyscalculie minder actief tijdens het rekenen. Bij rekenen moeten kinderen tekst lezen, getallen herkennen, maar ook met symbolen kunnen werken. Dit vereist samenwerking van meerdere hersengebieden en dat gaat bij kinderen met dyscalculie een stuk moeizamer. Dyscalculie is erfelijk, dus de kans is groot dat er meerdere personen in de familie last hebben van rekenproblemen.

Bekende mensen met dyscalculie

Hans Christian Andersen, Leonardo da Vinci, Cher, Thomas Alva Edison laten zien dat je met dyscalculie net zoveel kunt bereiken als andere mensen. Het kost alleen meer doorzettingsvermogen.

Hoe zit het met jouw kennis van rekenproblemen en dyscalculie?

Als orthopedagoog/psycholoog moet je over voldoende kennis beschikken om kinderen met (ernstige) rekenproblemen goed te kunnen signaleren, onderzoeken en te begeleiden. Het vraagt specifieke kennis over het rekenproces om een kind hierbij goed te kunnen ondersteunen. Wil je hier graag meer over weten? Meld je dan aan voor onze cursus Rekenproblemen en dyscalculie.  

Begaafdheid

Interessante onderzoeksresultaten naar het zelfbeeld en welbevinden van begaafde kinderen

Voor leerkrachten is het welbevinden van alle leerlingen cruciaal voor een optimaal leerklimaat. Is iedereen in de klas blij? Dan zijn zij blij. Maar wat als een leerling meer verdieping op het reguliere onderwijsaanbod nodig heeft? Is een leerling dan begaafd? Wat is begaafdheid eigenlijk? Hoe belangrijk is het voor het welbevinden van een leerling om begaafdheid te erkennen? Als je deze vragen aan verschillende professionals stelt, krijg je verschillende antwoorden. Tijd voor onderzoek!

In dit artikel staat het volgende onderzoek centraal: Kroesbergen, E. H., van Hooijdonk, M., van Viersen S., Middel- Lalleman, M. M. N., & Reijnders J. J. W. (2015). The psychological well-being of early identified gifted children. Gifted Child Quartely, 1-15. doi: 10.1177/0016986215609113

Stof tot nadenken

Zitten begaafde leerlingen minder goed in hun vel? Kun je onderpresteerders herkennen door creativiteit te meten? Wat doet dat met het zelfbeeld en psychologisch welbevinden van een leerling? De wetenschappers onderzochten het psychologisch welbevinden van een divers geselecteerde groep begaafde leerlingen uit groep 3 en 4. Let wel op, ze voerden dit onderzoek uit met een beperkt aantal leerlingen op een beperkt aantal scholen. Interpreteer onderstaande daarom met voorzichtigheid, maar het geeft wel stof tot nadenken.

“Wat is begaafdheid?”

Verschillende leerkrachten geven verschillende antwoorden. “Hoge schoolresultaten”, zullen de meeste leerkrachten zeggen. Maar je kunt ook kijken naar bijvoorbeeld creativiteit. Het vermogen om nieuwe en nuttige ideeën te bedenken. Creativiteit wordt vaak in verband gebracht met begaafdheid. In het onderzoek hebben de onderzoekers naast hoge schoolresultaten ook creativiteit meegenomen. Ze kozen voor screeningsinstrumenten die hielpen een diverse groep begaafde leerlingen samen te stellen. Ze keken naar creativiteit, non-verbaal redeneervermogen (IQ) en lieten de leerkracht begaafde leerlingen selecteren. Als de leerlingen twee kenmerken lieten zien, werden ze als begaafd meegenomen in het onderzoek. De 69 leerlingen die geselecteerd waren, verdeelden we over drie groepen.

De eerste groep begaafde leerlingen kreeg een passend onderwijsaanbod. Daartegenover werd een groep begaafde leerlingen met een regulier onderwijsaanbod gezet. Tot slot voegden de onderzoekers daar een vergelijkbare groep gemiddeld begaafde leerlingen aan toe. Leerlingen en hun ouders van de verschillende groepen kregen een vragenlijst. Ook bekeken de onderzoekers of het uitmaakte op welke manier de begaafde leerling gesignaleerd was.

De onderzoekers vroegen zich af:

  • Hoe voelt een begaafde leerling zich?
  • Zit je beter in je vel als je een passend onderwijsaanbod krijgt?
  • Maakt het uit of de leerkracht erkent dat je begaafd bent?

Zelfbeeld van een begaafde leerling

Leerlingen hebben over het algemeen een positief zelfbeeld als ze voor het eerst naar school gaan. Als het echte leren begint, krijgen ze meer feedback en gaan ze zich vergelijken met anderen. Bij 6 tot 8 jaar oud is het zelfbeeld daardoor vaak minder positief. Een belangrijke leeftijd om te kijken naar het zelfbeeld dus.

Is het beeld van een begaafde leerling dan nog minder positief in vergelijking met een gemiddeld begaafde leerling? Speelt daarin het aansluiten bij de onderwijsbehoeften nog een rol? Het antwoord op die vragen is: ja! Uit het onderzoek blijkt dat begaafde leerlingen een lagere eigenwaarde en een lager gevoel van sociale acceptatie ervaren. Wellicht ontstaat dit omdat ze zich moeilijker kunnen meten aan andere leerlingen. Voelen zij zich daardoor anders? Zitten ze daarom minder goed in hun vel? Ook is het ontvangen van feedback een mogelijke verklaring. Leerlingen willen het liefst bevestiging dat ze iets goed doen. Geef je ze een compliment op het resultaat? Dan kiezen ze een taak om opnieuw hetzelfde compliment te krijgen. Bij een compliment op het proces kiezen leerlingen echter vaker een moeilijkere taak. Zij durven zichzelf beter uit te dagen.

Opvallende conclusies

  • Begaafde leerlingen met hoge schoolresultaten ervaren een hoger niveau van welbevinden dan begaafde leerlingen met gemiddelde resultaten. Het lijkt er dus op dat begaafde leerlingen met hoge schoolresultaten beter in hun vel zitten.
  • Begaafde leerlingen die door de leerkracht als begaafd zijn aangewezen, laten een hoger zelfbeeld zien en minder psychische- en gedragsproblemen. Dit laat zien hoe belangrijk het is dat de leerkracht begaafdheid van de leerling erkent.
  • Begaafde creatieve leerlingen laten een lager zelfbeeld zien en meer psychische- en gedragsproblemen.

Wat jij als orthopedagoog/psycholoog kunt doen

Bij begaafde leerlingen is het extra belangrijk om het welzijn en zelfbeeld in de gaten te houden. Gelukkig weet je in een onderzoek waar je op moet letten. Je kunt jezelf de volgende vragen stellen: Hoor ik van ouders tegenstrijdige verhalen van hoe het kind zich thuis gedraagt ten opzichte van de verhalen van de leerkracht? Is het gedrag plotseling of geleidelijk veranderd? Is er sprake van onzekerheid? Is het kind teruggetrokken of juist aanwezig? Is het kind afgeleid? Is er een lager gevoel van eigenwaarde in vergelijking met andere kinderen? Is er een lager gevoel van sociale acceptatie?

Jouw rol als orthopedagoog/psycholoog is om de verbinding tussen school en het kind te maken. Samen met de leerkracht kun je kijken wat passend is voor het kind in de klas. Daarnaast kun je ook aansluiten bij de kenmerken van het kind tijdens de behandeling.

Training over hoogbegaafdheid

Meer weten over begaafdheid, of over begaafdheid in relatie tot dyslexie? Volg dan de training Dyslexie en hoogbegaafdheid bij de Dyslexie Academie. Meer informatie over de training vind je hier.

Alles wat je wilt weten over de WISC-V-NL

Hoe zit het nu met de WISC-V-NL? Wat zijn de verschillen met de WISC-III-NL? Welke informatie geeft een uitdraai van de testresultaten? Hoe kun je de vertaalslag naar de adviezen voor ouders en school zo goed mogelijk maken? Wat is de zienswijze wat betreft de verbaal-performaal kloof? Allemaal vragen die je als orthopedagoog/psycholoog over de WISC-V-NL kunt hebben. Op dit moment switchen veel praktijken en instellingen van de WISC-III-NL naar de WISC-V-NL, om meer zicht te krijgen op het intelligentieniveau van kinderen. Dat wordt versterkt nu de WISC-V-NL beoordeeld is door de Cotan (Beoordelingssysteem voor de kwaliteit van tests).

Veranderingen

Om alvast een tipje van de sluier op te lichten: in de WISC-V-NL wordt niet meer gesproken over hèt IQ. Er wordt gekeken naar het betrouwbaarheidsinterval van het Totaal IQ en naar de betrouwbaarheidsintervallen van verschillende indexen, zowel primaire als aanvullende indexen. Hiermee kan een schatting gemaakt worden van het algemene intelligentieniveau bij kinderen van 6;0 tot 16;11 jaar. Dit kan betekenen dat een prestatie valt in verschillende classificatiegebieden (bijvoorbeeld laag tot gemiddeld), waardoor er meer van jou als orthopedagoog/psycholoog wordt gevraagd om de vertaalslag te maken naar de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van het specifieke kind dat je onderzocht hebt.

De bekende, maar zeer discutabele verbaal-performaal-kloof is ook niet meer aan de orde. Wel wordt er gekeken naar de algemene taalvaardigheden (Verbaal Begrip Index), algemene leervaardigheden (Fluid Redeneer Index), visueel ruimtelijke vaardigheden (Visueel Ruimtelijke Index), werkgeheugen (Werkgeheugen Index) en verwerkingssnelheid (Verwerkingssnelheid Index). Ook kan er meer rekening gehouden worden bijkomende problemen, zoals met spraak- en/of taalproblemen (Niet Verbale Index, NVI) en problemen met het werkgeheugen en de verwerkingssnelheid (Algemene Vaardigheids Index, AVI). De prestaties van het kind hebben een voorspellende waarde en geven aan in welke mate verwacht wordt dat er geprofiteerd kan worden van het onderwijsaanbod. De vraag is dan: hoe doe ik dat precies? Hoe zorg ik voor een goede WISC-V-afname en een juiste interpretatie van de onderzoeksresultaten?

Wat levert het op en hoe verder?

Een WISC-V-NL-afname resulteert in een niveaubepaling, waardoor er meer zicht is op wat een kind nodig heeft binnen het onderwijs en vooral ook binnen de groep. Het geeft antwoorden op hoe we het onderwijs voor dit kind het beste vorm kunnen geven, zodat het kind er optimaal van kan profiteren. Beschikt het kind over voldoende talige capaciteiten om zichzelf te kunnen uiten, maar ook om goed de instructie te kunnen begrijpen? Is dit kind in staat om zelf voldoende structuur aan te brengen om zijn dag- of weektaak te kunnen maken? In welke mate is de betrokkenheid en sturing van de leerkracht nodig om tot verwerking van de opdrachten te kunnen komen? Beschikt het kind over voldoende auditieve en visuele geheugencapaciteiten? Kan het kind de lesstof voldoende vlot op papier verwerken? Kortom, het geeft een beter beeld van de (onderwijs)behoeften van het desbetreffende kind.

Echter, om de problemen van een kind goed te kunnen doorgronden is alleen een WISC-V-NL-afname onvoldoende. Juist de aanvullende informatie van ouders, leerkrachten, logopediste, fysiotherapeut en andere betrokkenen bij het kind maken het plaatje compleet. Het afnemen van een WISC-V-NL-afname kan echter wel essentiële informatie opleveren.  

Praktische en informatieve bijeenkomst

Wil je meer weten over de WISC-V-NL en het vertalen van de onderzoeksresultaten naar praktische adviezen voor school en ouders? Schrijf je dan direct in voor onze training rondom de WISC-V-NL (op maandag 4 november 2019 en maandag 20 januari 2020).

Facebook
Facebook
Twitter
LinkedIn
INSTAGRAM